Schoenen en kousen worden uitgedaan. Haarspelden en vlechten / staartjes die de meting kunnen verstoren worden verwijderd.
Vanaf de leeftijd van 2 jaar wordt de gestalte of staande lengte gemeten. Dit gebeurt blootsvoets, in lichte kleding (geen trui, hemd of jas). Kledingstukken kunnen – hoewel ze geen invloed hebben op de feitelijke gestalte – de houding van het kind verbergen, en zo de meting verstoren.
In het kader van de CLB geven we er de voorkeur aan om kinderen te meten wanneer ze in ondergoed zijn (bij de systematische contactmomenten op het onderzoekscentrum) of in turnpak * (bij systematische contactmomenten op school). De gestalte kan door één persoon worden gemeten.
Het kind staat centraal voor de meetlat, met de rug er naar toe. De armen hangen ontspannen langs het lichaam.
De hielen, kuiten, billen en schouders raken de wandplaat. De hielen staan op de grond, de voeten in een hoek van ongeveer 45° en tegen mekaar, zodat de hielen mekaar raken. Bij jonge kinderen kan het nodig zijn om even op de voeten te drukken zodat de onderzijde van de hiel steeds met de grond in contact blijft. Bij genua valga mogen de hielen lichtjes uit mekaar staan zodat de ene knie niet voor de andere is geplooid.
* Indien dit niet mogelijk is, kan worden gevraagd om truien uit te doen.