Braces for idiopathic scoliosis in adolescents.
Negrini S, Minozzi S, Bettany-Saltikov J, Zaina F, Chockalingam N, Grivas TB, Kotwicki T, Maruyama T, Romano M, Vasiliadis ES.
Cochrane Database Syst Rev. 2010 Jan 20;(1)

In januari 2010 verschenen de resultaten van een Cochrane Review die in de literatuur speurt naar wetenschappelijke evidentie voor de effectiviteit van een brace (corset) in de behandeling van idiopathische scoliosis van de adolescent (AIS).

Na uitgebreide search naar RCT's (gerandomiseerde en gecontroleerde studies) en prospectieve cohortstudies over dit onderwerp, werden slechts 2 studies weerhouden:

  • studie van Nachemson et al. met volgende publicaties:
    A prospective study of brace treatment versus observation alone in adolescent idiopathic scoliosis. A follow-up of 16 years after maturity.
    Danielsson AJ, Hasserius R, Ohlin A, Nachemson AL. 
    Spine 2007;32(20):2198–207.

    Effectiveness of treatment with a brace in girls who have adolescent idiopathic scoliosis. A prospective, controlled study based on data from the Brace Study of the Scoliosis Research Society.
    Nachemson AL, Peterson LE. 
    Journal of Bone & Joint Surgery. American Version 1995;77(6):815–22.
     
  • studie van Wong et al. met volgende publicatie:
    The effect of rigid versus flexible spinal orthosis on the clinical efficacy and acceptance of the patients with adolescent idiopathic scoliosis.
    Wong MS, Cheng JC, Lam TP, Ng BK, Sin SW, Lee-Shum SL, et al.
    Spine 2008;33(12):1360–5.

Voor de praktijk besluiten de auteurs van de review het volgende: "Op heden is het enige alternatief voor 'bracing' de zogenaamde 'wait and see' strategie. De wetenschappelijke evidentie pleit in het voordeel van 'bracing', maar de kwaliteit van deze evidentie is laag."

De review kon zich immers enkel baseren op 1 RCT (Wong et al.). In deze RCT konden de deelnemers vanzelfsprekend niet worden 'geblindeerd' voor het al dan niet dragen van een brace. Maar ook de onderzoekers waren niet geblindeerd. De andere studie (Nachemson et al.) betrof een (weliswaar sterke) prospectieve cohortstudie in verschillende centra verspreid over 4 landen in 2 continenten, maar een RCT blijft hoogst scoren qua aanleveren van goede evidentie.

De vernoemde studies includeerden ook enkel meisjes en geen jongens. De resultaten kunnen dan ook niet naar deze laatsten geëxtrapoleerd worden (P.S.: scoliosis komt 7 keer vaker voor bij meisjes dan bij jongens).

Verdere studies zijn dus nodig om de evidentie bij te spijkeren.

Momenteel loopt een RCT o.l.v. Weinstein (U.S.). Een eerder geplande en goed voorbereide RCT van de Nederlandse groep met Bunge et al. diende te worden opgeschort. RCT's die de effecten van 'bracing' evalueren hebben immers af te rekenen met multiepele obstakels. Zo vraagt bracing een jarenlange inzet van de adolescent en zijn omgeving, en dit terwijl de jongere meestal asymptomatisch is en de wetenschap (nog) geen harde evidentie kan aanleveren over de effectiviteit. Variabele compliance is dus te verwachten: hiermee dient rekening gehouden te worden bij het opzetten van studies en het interpreteren van de resulaten. Om uniformiteit te bevorderen bij toekomstige studies en een houvast te bieden aan patiënten en hun behandelaar, werden dan ook 'Standards' opgesteld die bepalen hoe bracing moet gebeuren. Bovendien is het moeilijk een RCT op te zetten als een therapie (in dit geval: bracing) reeds goed is ingeburgerd en zowel artsen als patiënten 'geloven' in hun nut. Zowel voor ethische commissies als voor de patiënten zelf is het dan moeilijk verdedigbaar dat de behandeling afhangt van het 'lot' (ad random).

Wordt vervolgd ...

VWVJ maart 2010