Met ingang van 1 januari 2013 wijzigt de berekeningswijze van de periode van 60 maanden waarin een (nieuw in het CLB aangestelde) arts het bijkomend diploma kan behalen. Tijdens deze periode van 60 maanden geniet de arts die nog niet over het bijkomend diploma beschikt tijdelijk van een gunstige salarisschaal.
Vanaf 1 januari 2013 wordt, om de termijn van 60 maanden voor de tijdelijke afwijking vast te stellen, de totale duur van de verschillende aanstellingen als arts berekend. Dit betekent dat aparte periodes van kortere opdrachten of interims nu samengeteld kunnen worden totdat 60 maanden bereikt zijn. Dit vervangt de vroegere telwijze, waarbij een doorlopende telling gold vanaf 1 september van het schooljaar van de eerste aanstelling.
De nieuwe telwijze geldt ook voor artsen van wie de 60 maanden volgens de oude telwijze al geheel of deels verlopen waren.
Zie Edulex.